de lier als de beste / of eigenlijk
beter, zijn stem was / als honing
zo zacht'.
De piano en Harp ze versmolten
in spel en klonken geliefden
tesamen. De mensen die keken
ze bleven geboeid door de kleur van
ons spel en de stem die er klonk die
de liefde van Orp en zijn Dieke
verdichtte en klinkend applaus was
te horen nadat we gestopt en ook stil
waren. Bijna het hele gedicht was
gezet in de maat met de naam amfibrachys.
Het klimt op en zinkt neer en klinkt als
een wals die niet eindigt. Uit tien plus
een laatste gedicht uit vier keer
vier regels van elk een drievoetig
soort metrum of maat, om nog eenmaal
te noemen waarover het gaat: het
is het metrum/de maat amfibrachys.
'want als hij / dan speelde dan zwegen
de mensen, / de bomen verstilden
hun blad. // En als hij dan speelde
dan kwam het / wild samen: de haas en
de vos en / de adder, een sperwer
hij vond zich / een tak en soms als
hij speelde // dan rolden de stenen
een klein beetje / op, ze vormden
dan circels / je vindt ze nog steeds in
de bossen / en rond deze plek niet veraf.'
Een lier liet een lied in de avond
voor ieder te horen, verliet met
een toon in de wind het gebeuren.
Of was het het park dat traag in
de nacht was verdwenen? Ik ben het
vergeten en wie zal het weten?